Nu juni bijna klaar is en de natuur door overvloedige regenval uit zijn voegen barst, is het na een dag tuinwerk goed nagenieten op de veranda: buiten koken met mooi glas wijn erbij en buiten blijven tot het donker wordt. Met de ogen dicht luisteren naar de geluiden van de natuur. Een orkest van zingende vogels. De zachte zoete geur van de uitbundig bloeiende blauwe regen en sering, het verse frisse groen van de bloeiende regentdruif knalt eruit. Een egel verraadt zijn aanwezigheid door het geritsel in de kraakdroge dorre bladeren tussen de struiken. En dan, wanneer het licht langzaam afneemt en de schemering voorzichtig inzet, hoor ik een brommend geluid en een hard getik op de ramen: de meikevers (Melolontha melolontha) zijn er weer!
In mei kruipen ze massaal uit de bodem, vandaar hun naam, maar er zijn ook juni- en julikevers. Dit jaar iets later dan mei. Zo lijkt het althans, want ik was relatief weinig buiten door het koude en natte voorjaar. Wellicht hebben de larven ook even gewacht tot ze het tijd vonden om hun korte bovenaardse leven te beginnen. Het is – samen met de cigale- een van de fascinerendste insecten. De larve, de – voor de keurige Hollandse gazonnetjes – gevreesde engerling, leeft in Nederland zo’n 3-4 jaar onder de grond, waarna het bovengronds leven slechts enkele (2-3) weken duurt. Vergelijkbaar met de zeer korte levenscyclus van de cigale, de zangcicade, hoewel de cigale tenminste nog 6 zalige weken leeft en meestal pas medio juni boven de grond komt.
Wonderschone anatomie
Een wonderlijk en een anotomisch prachtig in elkaar stekend insect, dat behoort tot de familie van de bladsprietkevers (Scarabaeidae). De mannetjes dragen trots twee grote, waaiervormige antennes. Bijna buitenaards lijkende sensoren die een duidelijke functie hebben: het speuren naar vrouwtjes. Want die paar weken dat ze bovengronds leven, hebben maar één doel: een vrouwtje scoren, paren en nageslacht voortbrengen. Net zoals de cigale dat doet. De antennes hebben de functie als geurslurpers. De mannetjes “ruiken” met hun antennes de geur van aangevreten eiken- of beukenbladeren. Daar komen namelijk alcoholen bij vrij die de meikever van grote afstand waarneemt. Eenmaal in de buurt van de eik of beuk, ruikt hij de lokstoffen van het vrouwtje, de zogenaamde feromonen.
Een harige borstpartij
De meikeiver heeft een harige borst, met daarachter twee harde en kastanjekleurige dekschilden. De twee dekschilden hebben fijne, witte haartjes met op elk dekschild vier opvallende lengterichels. De dekschilden zijn de twee vleugels. In totaal heeft de meikever er vier. De andere twee zie je pas wanneer de meikever gaat vliegen tegen schemertijd. Dan vouwen de dekvleugels zich uit en worden de andere twee doorzichtige en geaderde vleugels zichtbaar.
De paring
Meikevers paren op bijzondere manier, met de achterlijfspunten tegen elkaar, waarbij het vrouwtje het mannetje voortsleept. Dat zal wel, dacht ik, en dat doen ze vast heel discreet in het donker. Niet dus. Ik mocht dit bijzondere voortplantingsritueel van dichtbij meemaken. Sterker nog, ik struikelde bijna over het liefdespaar en kon nog net mijn voet verplaatsen om het innige tafereel, dat midden op de weg plaatsvond, niet te verstoren. Met het adagium “elke meikever telt mee” in het achterhoofd, besloot ik de roekeloze liefdesdaad te verplaatsen naar de aanlendende tuin. Zo was er tenminste nog enige hoop op nageslacht.

Drie jaar ondergronds
Na de paring in mei of juni sterft meneer meikever. Mevrouw graaft zich in de grond (zandgrond!) en legt, op een diepte van 10 tot 25 centimeter, minimaal vier groepjes van 4-5 eitjes. Als die klus geklaard is, komt ook aan het leven van het vrouwtje een einde. Missie volbracht. Na ongeveer vier tot zes weken komen de eitjes uit en de larven die verschijnen worden engerlingen genoemd. Ook de anatomie van een engerling is wonderlijk: het achterlijf van de engerling is zwart/blauw gekleurd en dikker.
© Shutterstock
De engerling heeft geen uitscheidingsorgaan, de uitwerpselen komen achter in het lichaam terecht, een soort inpandig toilet. Zoals de larven van de cigale, komen engerlingen nooit bovengronds. Ze voeden zich vooral met plantenwortels en met humus. Ze blijven één of meerdere jaren in de grond voor ze zich verpoppen (in de pop wordt de larve een jonge kever). Als de temperatuur zakt, kruipen de engerlingen dieper in de grond om te overwinteren. De larven van de meikever overwinteren tweemaal voordat ze verpoppen. Als ze genoeg ontwikkeld zijn, dan maken ze een popkamer. In de herfst van het derde jaar komen de jonge kevers uit, maar deze blijven in de popkamer liggen tot het volgend voorjaar, wanneer het kwik boven de 10 graden komt. Pas dan kruipen de volwassen kevers uit de popkamer en komen ze, in mei of juni, uit de grond tevoorschijn.
Last of lust?
Meikevers zijn verzot op eiken. En daar hebben wij er gelukkig veel van rondom huis, langs de weg en in het aangrenzende bos. Een eik aan de bosrand lijkt favoriet: tijdens een avondommetje is het een gebrom van jewelste. Ook lusten ze graag beuk, esdoorn, hazelaar en verschillende andere (fruit)bomen. Vorig jaar landden er een paar beauty’s op de akelei en de chardonnay. Echte vraatschade was er nooit. De zandgrond van de tuin is een prima kraamkamer voor nieuwe engerlingen, en het is een voordeel dat we geen keurig gazonnetje hebben. Kortom, we hebben alleen de oogstrelende lusten en niet de vraatzuchtige lasten van deze vreedzame kever.
Meikever versus cigale
Het gebrom van de mini-helikoptertjes meikever verstomt nu juli nadert. Hun bovengrondse leven eindigt. In Zuid-Frankrijk start vanaf medio juni een insect met een vergelijkbare levenscyclus zijn leven op aarde, de cigale. Ergens, in de buurt van de Méditerranée, van Provence tot Roussillon, klinkt de ouverture van het zes weken durende zomerlied van de cigale, het oorverdovende concert van een heel mannenkoor cigales. Zo’n feest is het dit jaar even niet. Een bezoek aan Zuid-Frankrijk is pas in de nazomer voorzien, wanneer het lied van de cigale zijn finale al heeft bereikt. Het lentegebrom van de meikever, de ‘cigale van de zandgrond’, dat naadloos overgaat in het zomerlied van van cigale. Dat blijft een zeer aantrekkelijke gedachte. Het is een kwestie van geduld, waarbij ik een voorbeeld neem aan het geduld van de meikever en de cigale om lange donkere jaren ondergronds door te brengen. Geduld dat zich zal vertalen in bovengronds dagdromen over het cri-cri van de cigales. Het gaat uiteindelijk niet om de bestemming, maar om de reis ernaar toe.