Het Zwanenmeer? Tsjaikovski? Nooit van gehoord? Nee, dochterlief ook niet. Totdat zij voor een geschiedeniswerkstuk een onderwerp uit de Russische of Amerikaanse geschiedenis tussen 1800 en 1940 moet kiezen. Aangezien Amerika niet echt bestaat, valt de keuze op Rusland. Tijdens een brainstormsessie tijdens onze avondmaaltijd, passeert een aantal onderwerpen en valt de naam Tsjaikovski. “Wat is dat voor vaag figuur?”, vraagt ze. Ik leg uit dat het een beroemde componist is, die vooral bekend is geworden met het klassieke ballet het Zwanenmeer. Het zegt haar niets. Nog nooit van gehoord. Denkt ze.
Mijn ouders waren gemiddeld tien jaar ouder dan de ouders van mijn klasgenoten. Mijn moeder werkte voor mijn geboorte als hulp in de huishouding bij de deftige burgemeester van mijn geboorteplaats. Zijn familie had een zekere standing waardoor mijn moeder ingewijd werd in het wereldje van deftig en kouwe kak. Waar je mee omgaat, raak je mee besmet. In ons gezin was het dan ook normaal dat regelmatig het koper en zilver gepoetst werd en dat op hoogtijdagen de tafel gedekt werd met damast en kristal. Ter verlichting van de huishoudelijke taken van mijn moeder, mocht ik mij vaak wijden aan het poetswerk van koper en zilver. Ik vind het overigens nog steeds leuk om deze erfstukken te poetsen; ik koester het kristal en dek damast met Kerst. Zo zie je maar dat de opvoeding en invloed van je ouders toch stiekem blijft doorsijpelen naar een volgende generatie.
Wanneer wij thuiskwamen uit school op vrijdagmiddag, was mijn moeder meestal bezig met de wekelijkse schoonmaakbeurt. Zij speelde daarbij een cassettebandje af met de liedjes uit de musical Mary Poppins. Hoewel ik de musical nooit gezien heb, ken ik de liedjes vrijwel allemaal. De muziek maakte het saaie schoonmaakwerk blijkbaar minder erg. Na Mary Poppins volgde meestal een LP met de liederen Bach, Gluck en Händel, uitgevoerd door de Engelse contra-alt Kathleen Ferrier. Mijn moeder zong deze allemaal mee. De zondag verliep qua muziekkeuze heel anders, want dan was mijn vader thuis. Hij hield veel van opera, maar ook van Mozart, Vivaldi en (daar komt hij dan eindelijk) …. Tsjaikovski. Mijn zusje en ik hadden dan de gewoonte om heel melig mee te dansen op dit klassieke ballet. Wat er natuurlijk niet uit zag, want wij hadden nog nooit dansles, laat staan klassieke balletlessen, gevolgd. De muziek is echter in mijn geheugen gegrift. Tot onze puberjaren kregen wij louter klassiek voorgeschoteld. Pas in onze puberjaren, omdat het op feestjes gedraaid werd, maakten wij kennis met popmuziek: The Police, Queen, U2, Deep Purple, Joe Jackson, Golden Earring, Supertramp. Muziek die meestal alleen nog in een Classic Request en op Arrow Classic Rock gedraaid wordt. Voor de kinderen van nu klassiek, uit een andere tijd. Gek genoeg vindt zoonlief deze muziek ook geweldig en rockt hij als een hippie mee op hits als ‘Paradise City’ en ‘Message in a bottle’ en ‘Child in time’. Door het draaien van deze oude nummers, hebben onze kinderen kennisgemaakt met een stukje muzikale geschiedenis. Als wij niet nostalgisch hadden teruggegrepen naar de oude platen, hadden zij het bestaan ervan misschien nooit geweten. Zo is het ook met klassieke muziek.
Uit de muzikale erfenis van mijn ouders bezit ik een CD van het Zwanenmeer van Tsjaikovski. Ik draai hem nog maar zelden, maar ik wist dat de CD er moest zijn. Ter illustratie van zet ik hem op. De mannen distantiëren zich van dit klassieke geweld, trekken de schuifdeuren dicht en nestelen zich achter de beeldbuis om de voetbalwedstrijd van extra commentaar te voorzien. Achter de schuifdeuren voltrekt zich een dochter-moedermoment. De romantische klanken van het Zwanenmeer galmen door de keuken. Moeder en dochter gooien alles in de strijd en wagen zich aan de Pas de deux. Wanneer u beschikt over verbeeldingskracht, lacht u zich nu waarschijnlijk een slag in de rondte. Vooral wanneer u de rijpere moeder en de niet al te frêle dochter op uw netvlies projecteert. Het zag er natuurlijk niet uit, maar het was wel leuk.
Dan volgt het main theme van het Zwanenmeer. “Hé”, zegt ze, “dit nummer ken ik”. Ze graaft zichtbaar diep in haar geheugen en diept het moment op: een voorstelling van het Noordnederlands Orkest in de Harmonie, waar ze met juf in 2003 een bezoek aan brachten. De CD van deze voorstelling is altijd bewaard gebleven, in het CD-rekje op de jongenskamer. Gekoesterd door de klassiek opgevoede moeder, in de hoop dat het klassieke kwartje ooit mag vallen. Er zijn nog meer CD’s van het Noordnederlands Orkest, want de Tamsmaskoalle vond het óók erg belangrijk om te onderwijzen in de klassieke muziekgeschiedenis en liet de leerlingen ieder jaar kennismaken met deze voorstelling. Plotseling herinnert zij zich ook nummer 24 van Het Wolkhoofd, die samen zij samen met juf geanalyseerd heeft. De puberjaren en pubermuziek hebben dit nummer naar achteren geschoven in haar geheugen, maar wanneer ze de krachtige paukenslagen uit De Vuurvogel terughoort, neuriet ze deze zonder aarzeling mee. Als ik de stukjes teruglees, die de leerlingen geschreven hebben over deze voorstellingen, ben ik vooral getroffen door één stukje, waarin de leerling schrijft dat ze niet had verwacht dat de muziek zó mooi zou zijn. Blijkbaar ontroert klassiek nog steeds.
Volkomen verrast door het feit dat klassiek niet suf of stom is, verklaart mijn dochter dat zij de CD van Tsjaikovski gaat rippen. “Cool”, zegt ze, “deze nummers ga ik op mijn iPod zetten”. En nu, een week later, is het onderwerp voor het werkstuk definitief Tsjaikovski geworden en schallen afwisselend krachtige paukenslagen en gevoelige vioolmuziek door haar kamer.
(eerder gepubliceerd als column in De Lusterfink, schoolkrant M.J. Tamsmaskoalle Tzummarum)